Er wordt bij beeldschermen onderscheid gemaakt tussen glanzende en niet glanzende of ontspiegelde panels. De eerste worden in het vakjargon „glare displays” genoemd, de andere staan bekend als „non-glare displays” of „anti-glare displays”. Afhankelijk van het gebruiksdoel en de plaats waar de monitor staat, hebben beide types voor- en nadelen. Een glarepanel heeft een intensere kleurweergave. Omdat het oppervlak niet gecoat is, stuurt het de lichtstralen gebundeld in één richting terug. Een roodtint bijvoorbeeld is op dit display veel voller van kleur dan op de originele foto.
Dat is een voordeel wanneer het gaat om kantoor- of multimediatoepassingen. De kleuren zijn gewoon krachtiger. Het grootste nadeel is echter het spiegelende oppervlak, waar ook de naam glarepanel vandaan komt. Zelfs bij weinig invallend licht worden de kleuren niet goed weergegeven. Vooral hierdoor wordt werken in de zon of bij helder kunstlicht moeilijk.
Een anti-glare-beeldscherm zit in principe op dezelfde manier in elkaar als een niet ontspiegeld beeldscherm. Het verschil ziet en voelt u in de coating. Die is ruw en niet glad, zoals bij glare-monitoren. Lichtstralen die op dit oppervlak schijnen, worden gesplitst en in verschillende richtingen verdeeld. Dit zorgt ervoor dat de weergegeven inhoud natuurlijker overkomt, met echtere kleuren. Deze eigenschap is voor professionele video- en beeldbewerking onmisbaar; hierdoor zijn deze monitoren geschikt voor fotografen en videomekers.